Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
4 april 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 december 2020. De verdachte, geboren in 1985, was betrokken bij de diefstal van schapen en het witwassen daarvan. De zaak omvatte verschillende juridische vraagstukken, waaronder het gebruik van resultaten van verwantschapsonderzoek als bewijs en de verwerping van verweren met betrekking tot dit onderzoek. Daarnaast werd een voorwaardelijk verzoek tot het voegen van stukken in het dossier afgewezen. De Hoge Raad beoordeelde ook de bewijsklacht met betrekking tot het verbergen of verhullen van feiten en de vorderingen van benadeelde partijen, waarbij werd gekeken of deze vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding opleverden.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de opgelegde gevangenisstraf, en tot vermindering daarvan. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. Wel heeft de Hoge Raad ambtshalve vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van vijftien maanden naar veertien maanden en één week. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen.