Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
14 april 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende bestuurdersaansprakelijkheid en de vernietiging van een overeenkomst. De eisers, bestaande uit verschillende vennootschappen, hebben cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Dit arrest was een bevestiging van eerdere vonnissen van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak draait om de vraag of de bestuurders van de betrokken vennootschappen aansprakelijk zijn voor schade die is ontstaan door een afwijking van de certificaathoudersovereenkomst, met betrekking tot de gevolgen van het defungeren en uittreden van een bestuurder.
De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering gegeven, omdat de vragen die door de eisers zijn opgeworpen niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de eisers verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 3.057,--, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet tijdig worden voldaan.