ECLI:NL:HR:2023:594
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdig betalen van griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 april 2023 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie. Het beroep was ingesteld door [X] te [Z] tegen de Staatssecretaris van Financiën, naar aanleiding van een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 5 juli 2022. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad de belanghebbende op 30 september 2022 heeft gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken heeft gesteld voor de betaling. De belanghebbende heeft het griffierecht echter niet binnen deze termijn voldaan.
Vervolgens heeft de griffier op 31 oktober 2022 de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig was betaald. Deze brief is ook afgehaald, maar de belanghebbende heeft geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid. Gezien deze omstandigheden heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de belanghebbende te veroordelen in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk wordt verklaard, en het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 136 zal worden teruggegeven door de griffier van de Hoge Raad.