Uitspraak
gevestigd te Amsterdam,
wonende te [woonplaats] ,
gevestigd te Amsterdam,
1.Procesverloop
Zaak 21/00366
2.Uitgangspunten en feiten
1. De Werknemer heeft kennis genomen van het bepaalde in de Personeelsgids en verklaart daarmee akkoord te gaan.
1. De Werkgever kan één of meer artikelen van deze arbeidsovereenkomst eenzijdig wijzigen, indien hij daarbij een zwaarwichtig belang heeft.
Art. 9 Ouderdomspensioen
Indien in de toekomst de bestaande sociale wetten worden gewijzigd of andere maatregelen met betrekking tot ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen worden ingevoerd, heeft de werkgever zich het recht voorbehouden om, indien en voor zover dat door de wet wordt afgedwongen, de pensioenregeling aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden.
8.Werknemersbijdrage
9.Indexatie
11.Herstelopslag
12.Inrichting premie-indexatiedepot
13.Evaluatie
14.Uitvoeringskosten
Artikel 22. Toeslagverlening (indexering)
Tussen partijen is niet in geschil dat art. 10 van de arbeidsovereenkomst een eenzijdig wijzigingsbeding inhoudt voor een of meer bepalingen van de arbeidsovereenkomst. In art. 4 van de arbeidsovereenkomst is opname in de pensioenregeling geregeld met verwijzing naar het pensioenreglement, dat onderdeel uitmaakt van de Personeelsgids. Art. 8 van de arbeidsovereenkomst incorporeert de Personeelsgids in de arbeidsvoorwaarden. Daarmee is voldaan aan de eis van art. 19 Pw dat de AFM zich de eenzijdige wijzigingsbevoegdheid schriftelijk in de pensioenovereenkomst heeft voorbehouden.
De tot 1 januari 2016 opgebouwde pensioenaanspraken worden niet gewijzigd als bedoeld in art. 20 Pw indien en zo lang (i) art. 9 lid 3 Pensioenreglement 2014 van toepassing blijft op de tot 1 januari 2016 opgebouwde pensioenaanspraken zolang de werknemers in dienst blijven van de AFM en dus nog deelnemer zijn, en (ii) die pensioenaanspraken vanaf uitdiensttreding of pensionering worden aangepast op basis van de voorwaardelijke toeslagregeling van art. 22 Pensioenreglement 2014.
Van een door art. 20 Pw verboden wijziging van de tot 1 januari 2016 opgebouwde pensioenaanspraken zou in het onderhavige geval, gegeven de niet toepasselijkheid van de art. 76, 78 en 134 Pw, alleen geen sprake zijn in het geval van een interne collectieve waardeoverdracht als bedoeld in art. 83 lid 1, onder c, Pw door het Pensioenfonds AFM op verzoek van de AFM, die ertoe strekt in verband met de collectieve wijziging van de pensioenovereenkomst de waarde van pensioenaanspraken en pensioenrechten aan te wenden bij het Pensioenfonds AFM overeenkomstig de gewijzigde pensioenovereenkomst. Van een dergelijke interne waardeoverdracht is in dit geval geen sprake. Het hof zal daarom met toepassing van art. 20 Pw voor recht verklaren dat zo lang het dienstverband van de werknemers met de AFM voortduurt, de toeslagregeling in art. 9 lid 3 Pensioenreglement 2014 van toepassing blijft op hun tot 1 januari 2016 opgebouwde pensioenaanspraken, inclusief de verhogingen daarvan uit hoofde van toeslagen als deelnemer, en dat vanaf hun uitdiensttreding bij de AFM de voorwaardelijke toeslagregeling van art. 22 Pensioenreglement 2014 van toepassing zal zijn op alle uit hoofde van de Pensioenregeling 2014 opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten, behoudens het bepaalde in de art. 76, 78, 83 en 134 Pw. (rov. 3.6)
3.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep
op het momentvan wijziging van de regeling, niet in omvang mag worden gewijzigd vanwege het enkele feit dat de overeenkomst wordt gewijzigd. (…) Het voorschrift dat reeds opgebouwde aanspraken op pensioen niet kunnen worden verminderd impliceert dat in de pensioenovereenkomst geen beding mag worden opgenomen op grond waarvan één van de beide partijen de vrijheid krijgt om al opgebouwde aanspraken te wijzigen. (…) Het verbod op het aantasten van reeds opgebouwde aanspraken heeft uitsluitend betrekking op de nominale aanspraken op pensioen, niet op voorwaardelijke toeslagen op het pensioen die feitelijk nog niet zijn toegekend. Het wetsvoorstel verbiedt werkgever en werknemer derhalve niet om een eenmaal overeengekomen voorwaardelijke toeslagregeling later te wijzigen, door bijvoorbeeld het ambitieniveau van de toeslag te verlagen. Een dergelijke wijziging van de voorwaardelijke toeslagregeling kan ook betrekking hebben op de nog te verlenen toeslagen aan reeds gepensioneerden en aan gewezen deelnemers. [8]
Wijziging toeslagbeleid
Affinanciering onvoorwaardelijke toeslagen
Ten eerste kan er sprake zijn van een onvoorwaardelijke toeslag in de periode tot aan pensionering, die óók gegeven wordt indien de deelnemer slaper wordt. Een dergelijke vorm van toeslagverlening kan overigens niet alleen in geval van middelloonregelingen, maar ook in eindloonregelingen zijn toegezegd. In de toeslagtoezegging is dan geen enkele beperking opgenomen ten aanzien van het deelnemerschap aan de pensioenregeling. Op voorhand staat dan vast, dat er altijd geïndexeerd zal moeten worden tot in ieder geval de pensioendatum. In die omstandigheden zal dus vóóraf de tot de pensioendatum toegezegde toeslag over de opgebouwde pensioenaanspraken moeten worden afgefinancierd door het treffen van reserveringen.
Deze tweede vorm van een onvoorwaardelijke toeslag in een middelloonregeling is wat betreft de mate van (on)voorwaardelijkheid vergelijkbaar met de impliciete toeslagverlening die onderdeel vormt van een eindloonregeling, althans in de vorm zoals bedoeld door de leden van de CDA-fractie. Er is in beginsel alleen sprake van een onvoorwaardelijke toeslag (in een eindloonregeling: de koppeling van de aanspraken aan het laatstverdiende loon), zolang iemand een actieve deelnemer in de pensioenregeling is.
Deze tweede vorm van onvoorwaardelijke toeslagverlening hoeft dan ook niet vóóraf te worden gefinancierd. Financiering in de vorm van een technische voorziening en het daarbij behorende eigen vermogen kan plaatsvinden op het moment van toekenning van nieuwe aanspraken in een middelloonregeling, zoals ook in de door de leden van de CDA-fractie bedoelde eindloonregeling gebeurt.
.
4.Beslissing
21 april 2023.