Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
20 januari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 januari 2023 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [verzoeker], wonende te [woonplaats], tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof had op 30 september 2022 in de zaak met nummer 200.314.863/01 een arrest gewezen, waartegen [verzoeker] cassatie heeft ingesteld. De advocaat van [verzoeker] was J. van Weerden. De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 10 augustus 2022 in de zaak 184477 FT RK 22/370.
De Hoge Raad heeft de klachten van [verzoeker] over het arrest van het hof beoordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem was dat het cassatieberoep verworpen moest worden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat het arrest van het hof in stand blijft. Deze uitspraak is gedaan door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter, samen met de raadsheren S.J. Schaafsma en G.C. Makkink, en is in het openbaar uitgesproken door raadsheer F.J.P. Lock.