Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
9 mei 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 augustus 2021. De verdachte, geboren in 1969, was in hoger beroep veroordeeld voor het gewoonte maken van wapenhandel, het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, en hennepteelt. De verdediging stelde dat het hof niet had mogen vertrouwen op processen-verbaal van bevindingen met betrekking tot het WOD-traject, omdat de verdachte daarin niet in vrijheid een verklaring had kunnen afleggen. Daarnaast werd de redelijke termijn in hoger beroep ter discussie gesteld, waarbij de vraag was of het hof volstond met de constatering dat deze termijn was overschreden.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand bleef.