ECLI:NL:HR:2023:709
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 mei 2023 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De Rechtbank had op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 4 maart 2021. Belanghebbende had na het instellen van beroep in cassatie een verzoek tot wraking ingediend, dat op 14 april 2023 buiten behandeling is gesteld. De Hoge Raad heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. Belanghebbende had een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende herhaaldelijk verzocht om gegevens over het inkomen te verstrekken, maar deze verzoeken zijn niet beantwoord. De griffier heeft ook gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn gesteld voor betaling, maar ook hierop heeft belanghebbende niet gereageerd. Gezien het niet voldoen aan de betalingsverplichtingen heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.