ECLI:NL:HR:2023:709

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
22/01787
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 mei 2023 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De Rechtbank had op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 4 maart 2021. Belanghebbende had na het instellen van beroep in cassatie een verzoek tot wraking ingediend, dat op 14 april 2023 buiten behandeling is gesteld. De Hoge Raad heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. Belanghebbende had een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende herhaaldelijk verzocht om gegevens over het inkomen te verstrekken, maar deze verzoeken zijn niet beantwoord. De griffier heeft ook gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn gesteld voor betaling, maar ook hierop heeft belanghebbende niet gereageerd. Gezien het niet voldoen aan de betalingsverplichtingen heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/01787
Datum12 mei 2023
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 25 februari 2022, nr. SGR 20/4268 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 4 maart 2021.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft na het instellen van beroep in cassatie een verzoek tot wraking ingediend.
Bij beslissing van 14 april 2023, nr. 23/00961 [1] , is het verzoek tot wraking buiten behandeling gesteld en is bepaald dat een volgend verzoek om wraking van belanghebbende in de zaak met nummer 21/01787 niet in behandeling zal worden genomen.
Met betrekking tot het beroep in cassatie overweegt de Hoge Raad als volgt. Belanghebbende heeft ter zake van betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 3 oktober 2022 verzocht om binnen een termijn van twee weken aan de hand van een bij die brief gevoegd formulier gegevens met betrekking tot het inkomen te verstrekken. Deze brief is wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna adresverificatie heeft plaatsgevonden en het stuk bij gewone brief is verzonden naar het adres van belanghebbende. De gevraagde gegevens zijn niet binnen de gestelde termijn verstrekt, waarna de griffier de heffing van griffierecht heeft voortgezet.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 25 oktober 2022 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna adresverificatie heeft plaatsgevonden en het stuk bij gewone brief is verzonden naar het adres van belanghebbende. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 25 november 2022 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Deze brief is eveneens wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna adresverificatie heeft plaatsgevonden en het stuk bij gewone brief is verzonden naar het adres van belanghebbende. Belanghebbende heeft niet gereageerd.
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2023.