2.2.1Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd met uitzondering van de strafmaat. Blijkens dit vonnis is ten laste van de verdachte overeenkomstig de tenlastelegging onder 1 bewezenverklaard dat hij:
“op 16 juni 2015 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [a-straat 1] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 98,92 gram hasj en ongeveer 485 hennepplanten, een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.”
2.2.4Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 9 februari 2021 houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“In antwoord op vragen van de raadsheer verklaart de verdachte:
Ik zit al bijna zes jaar met deze zaak in m’n buik. Ik woonde niet op [a-straat 1] wist niets van de kwekerij. Ik kwam alleen mijn dochter ophalen bij de moeder van mijn ex, [betrokkene 1] . Ik woonde op de [b-straat 1] , maar nu niet meer. Ik reed in een witte Mercedes. [betrokkene 1] en ik hadden woorden over de alimentatie. Zij zegt dat ik een contract met haar had maar dat was niet zo. Dat heeft ze later ook teruggenomen. Ik kwam er zo’n drie keer per week, geen twee keer per dag. Waarom [betrokkene 2] belastend heeft verklaard weet ik niet. Ik ken haar niet, maar ze ging goed om met [betrokkene 1] . Hoe kan zij mij trouwens twee keer per dag hebben gezien als ze zelf werkt?
De raadsvrouw voert het woord tot verdediging als volgt:
Ik verzoek het hof mijn cliënt integraal vrij te spreken. Er is geen wettig en overtuigend bewijs dat hij op 16 juni 2015 op [a-straat 1] was. Hij was er op dat moment niet. [betrokkene 1] verklaarde eerst dat ze op vakantie was en de woning aan de verdachte te hebben onderverhuurd. Hij ontkent dit en ik verzoek u de verklaring van mijn cliënt als uitgangspunt te nemen. Eerst probeert [betrokkene 1] de schuld in de schoenen van mijn cliënt te schuiven omdat zij zelf niet voor de kwekerij wilde opdraaien. Daarna verandert ze haar verklaring. Op welke moeten we afgaan? De verklaring bij de politie is onbetrouwbaar, want die is niet onder ede afgelegd en toen was ze zelf geen verdachte. Ze heeft geen stukken overgelegd, geen e-mail, geen contract. Zij zegt dat ze toen al weg was, dus ligt het in de rede dat er iets op papier was gezet voor de verhuur. Ze zou de stukken aanleveren maar dat is niet gebeurd. Onder ede bij de raadsheer-commissaris bleef ze bij haar verklaring dat ze er niet woonde.”
2.2.5Bij de stukken die aan de Hoge Raad zijn gezonden, bevindt zich de pleitnota. Deze pleitnota houdt in:
“Verweer
Verzoek u het vonnis van de politierechter te vernietigen en cliënt integraal vrij te spreken. Geen wettig en overtuigend bewijs dat cliënt zich aan beide feiten schuldig heeft gemaakt.
Feit 1
Primair
De datum 16 juni 2015 is de dag waarop is binnengetreden in de woning aan het [a-straat 1] . Cliënt is niet bij of in die woning aanwezig, laat staan dat cliënt zich op die desbetreffende dag, de dag waar de tenlastelegging over spreekt, heeft beziggehouden met hetgeen is tenlastegelegd.
Aanleiding verdenking cliënt: Er wordt een kwekerij ontdekt in de woning aan het [a-straat 1] . Die woning wordt gehuurd door [betrokkene 1] . Zij staat daar ook ingeschreven. Zij heeft in eerste instantie bij de politie verklaard dat zij op vakantie was en de woning heeft onderverhuurd aan haar schoonzoon, te weten cliënt.
Cliënt ontkent dit. Hij ontkent bij [betrokkene 1] een kamer te hebben gehuurd en hij ontkent een kwekerij in de woning aan de [a-straat ] te hebben opgezet en te hebben onderhouden.
Ik verzoek u de verklaring van mijn cliënt als uitgangspunt te nemen en hem vrij te spreken. Waarom? Zijn ontkenning wordt niet weerlegd door het dossier.
1. [betrokkene 1] :
Zoals gezegd heeft zij bij de politie de schuld in de schoenen van mijn cliënt proberen te schuiven. In eerste aanleg is echter een verklaring van [betrokkene 1] overgelegd. Daarin staat vermeld dat zij de woning niet aan mijn cliënt heeft verhuurd, maar aan ene [betrokkene 3] . Omdat zij niet op goede voet met cliënt stond en niet zelf voor de kwekerij wilde opdraaien, heeft zij de naam van cliënt doorgegeven.
[betrokkene 1] is daarna door de raadsheer-commissaris gehoord: daar heeft zij onder ede verklaard dat zij de woning niet aan cliënt heeft verhuurd maar aan [betrokkene 3] . Dat cliënt geen kwekerij in haar woning heeft geplaatst.
Welke verklaring van [betrokkene 1] is betrouwbaar? Eén verklaring moet onbetrouwbaar zijn. Dat is de verklaring die zij heeft gedaan bij de politie. Ten eerste heeft zij daar niet onder ede verklaard en was zij zelf verdachte. Daarnaast is de verklaring van [betrokkene 1] gedaan bij de politie onvoldoende overtuigend:
Zou de woning onderverhuren aan cliënt: Geen huurovereenkomst overgelegd waar dat uit blijkt. Geen overige stukken, bijvoorbeeld e-mailverkeer, berichtverkeer etc. waar dit uit blijkt.
Er zou € 1.000,- aan huur zijn betaald: Ik tref geen betalingsbewijzen aan in het dossier. Geen bewijsstukken van haar vakantie. Zij heeft verklaard dat ze het zou brengen. Tot op heden niet gebeurd. Kortom: verklaring die zij heeft gedaan bij de politie heeft zij op geen enkele manier met stukken kunnen bevestigen. En ja; onder ede. Het is haar vaak door de raadsheer-commissaris gezegd: je moet de waarheid spreken. Zij is bij haar verklaring gebleven dat cliënt niet in haar woning woonde.
Bovendien is zij zelf veroordeeld.
Vader van cliënt: bij RHC verklaard dat cliënt geen kamer huurde en altijd aan de [b-straat ] in [plaats] woonde in 2015. Heeft verklaard dat zijn kleinkind bij [betrokkene 1] woonde in 2015 en dat cliënt, maar ook hijzelf, het kleinkind ophaalde bij en wegbracht naar [betrokkene 1] . Hij heeft verklaard dat hij weleens een Afrikaanse/donkere man bij [betrokkene 1] heeft gezien. Ondersteund verklaring van [betrokkene 1] bij de RHC.
Moeder van cliënt: Bij de RHC verklaard dat haar kleinkind in 2015 bij [betrokkene 1] woonde en dat cliënt haar daar weleens ophaalde en naartoe bracht. Woonde aan de [b-straat ] en huurde geen woning bij [betrokkene 1] .
[betrokkene 4] : verklaarde ook dat dochter cliënt bij [betrokkene 1] woonde in 2015 en dat cliënt zijn dochter bracht en haalde. Dat hij geen woning huurde bij [betrokkene 1] .
Verklaring [betrokkene 5] : verklaart dat [betrokkene 1] in de periode van de tenlastelegging woonde aan de [a-straat ] en dat cliënt daar niet woonachtig was. Hij verklaart dat hij [betrokkene 1] regelmatig naar de woning aan de [a-straat ] zag lopen, geregeld met een donkere man. Hij verklaart voorts dat hij weleens met cliënt de dochter van cliënt naar de woning aan de [a-straat ] bracht en daar ophaalde.
Getuige [betrokkene 6] verklaart niets belastend over cliënt.
4. Objectieve gegevens:
[betrokkene 1] staat hier ingeschreven, niet cliënt.
Cliënt woont en staat ingeschreven op het adres aan de [b-straat 1] te [plaats] .
Deze adressen liggen 400 m / 3 straten van elkaar vandaan.”