Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
16 mei 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1958, was eerder door de politierechter veroordeeld voor mishandeling van zijn levensgezel op 30 december 2018. De politierechter had bewezen verklaard dat de verdachte zijn levensgezel had mishandeld door haar bij de keel vast te pakken, in het gezicht te slaan en haar meermalen te spugen. Het mondelinge vonnis van de politierechter was aangetekend in het proces-verbaal van de terechtzitting, maar de verdediging had in hoger beroep vrijspraak bepleit.
De raadsman van de verdachte stelde dat het hof het vonnis van de politierechter niet zonder meer had mogen bevestigen, omdat daarin de bewijsmiddelen ontbraken die de redengevende feiten en omstandigheden voor de beslissing onderbouwden. De advocaat-generaal concludeerde tot vernietiging van de uitspraak van het hof en terugwijzing naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling van de zaak.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof het vonnis alleen had mogen bevestigen met de in artikel 423 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde aanvulling van gronden, bestaande uit de weergave van de inhoud van de bewijsmiddelen voor het bewezenverklaarde. Aangezien de raadsman in hoger beroep vrijspraak had bepleit, was de toepassing van artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering niet mogelijk. De Hoge Raad vernietigde daarom de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling.