Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
30 mei 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 oktober 2020. De verdachte, geboren in 1980, was veroordeeld voor het medeplegen van mensensmokkel en deelname aan een criminele organisatie. De advocaat van de verdachte, I.T.H.L. van de Bergh, heeft cassatiemiddelen ingediend. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van het arrest, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft echter vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van vijf jaren en zes maanden naar vijf jaren. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafzaken en de gevolgen van overschrijding daarvan voor de opgelegde straffen. De zaak is van belang voor de rechtsontwikkeling en de toepassing van het recht in vergelijkbare situaties.