Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
9 juli 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 28 september 2022. De verdachte, geboren in 1999, was betrokken bij een nachtelijke woninginbraak en had een schadevergoedingsmaatregel opgelegd gekregen. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, specifiek met betrekking tot de duur van de gijzeling die was verbonden aan de schadevergoedingsmaatregel en de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad oordeelde dat de duur van de gijzeling ten hoogste één jaar mag bedragen, waarbij in deze zaak 360 dagen moet worden verstaan. Het hof had abusievelijk de gijzeling op 365 dagen bepaald, wat in strijd was met de wet. De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel gegrond verklaard en de uitspraak van het hof vernietigd, waarbij de duur van de gijzeling werd verminderd naar 360 dagen.
Daarnaast werd in het tweede cassatiemiddel geklaagd over de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, omdat de stukken te laat door het hof waren ingezonden. Ook dit middel werd gegrond verklaard, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van acht maanden naar zeven maanden en drie weken, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, de duur van de gijzeling aangepast en de gevangenisstraf verminderd, maar het beroep voor het overige verworpen.