Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
15 oktober 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 23 mei 2022. De verdachte, geboren in 1972, was eerder vrijgesproken van diefstal en diefstal met valse sleutels. De advocaat van de verdachte, M.A.C. de Bruijn, heeft een cassatiemiddel ingediend, waarin werd geklaagd over de bewijsvoering en de afwijzing van het verweer dat de verdachte niet de dader was. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde taakstraf.
De Hoge Raad oordeelde dat het cassatiemiddel niet tot cassatie leidde. De redenen hiervoor zijn uiteengezet in de conclusie van de advocaat-generaal, waarbij de Hoge Raad de bewijsmiddelen in overweging heeft genomen. De Hoge Raad constateerde ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, wat aanleiding gaf tot vermindering van de opgelegde taakstraf van 150 uren naar 143 uren, met een subsidiaire hechtenis van 71 dagen.
De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen met betrekking tot het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. Het beroep werd voor het overige verworpen. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige bewijsvoering en de naleving van de redelijke termijn in strafzaken.