ECLI:NL:HR:2024:1287

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
22/01623
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over medeplegen van witwassen met bankpassen en pincodes

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 september 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1981, was in eerste aanleg vrijgesproken van het primair ten laste gelegde medeplegen van witwassen, maar werd wel veroordeeld voor subsidiair medeplichtigheid. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen van de verdachte beoordeeld, die zich richtten op de bewezenverklaring van de criminele herkomst van de geldbedragen, het opzet en het medeplegen. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen niet tot cassatie leiden, en dat het hof niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld over het gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Het hof had vastgesteld dat de verdachte op zijn minst bewust aanmerkelijke kans had aanvaard dat de gelden afkomstig waren uit misdrijf. De Hoge Raad concludeerde dat de bijdrage van de verdachte aan het witwassen van voldoende gewicht was om van medeplegen te spreken. Tevens werd opgemerkt dat de redelijke termijn van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens was overschreden, maar dat dit geen verdere rechtsgevolgen met zich meebracht. Uiteindelijk werd het beroep van de verdachte verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/01623
Datum24 september 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 april 2022, nummer 21-004308-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.D. Nijenhuis, advocaat in Leeuwarden, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

2.1
De cassatiemiddelen komen met verschillende klachten op tegen de bewezenverklaring. De cassatiemiddelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
2.2
De cassatiemiddelen leiden niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de opgelegde gevangenisstraf van drie maanden en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 september 2024.