Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
3.Beslissing
24 september 2024.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beklag ex artikel 98 lid 4 in samenhang met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door een klager, geboren in 1963, die optreedt als notaris. De klager heeft bezwaar gemaakt tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 30 januari 2024, waarin werd geoordeeld dat er zeer uitzonderlijke omstandigheden waren die het verschoningsrecht van de klager niet konden waarborgen in het belang van waarheidsvinding. De klager was betrokken bij een onderzoek naar een andere notaris en diens juridisch medewerker, die verdacht werden van overtredingen van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Amsterdam voor een nieuwe behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de redenen voor de vernietiging zijn vermeld in een eerdere beschikking (ECLI:NL:HR:2024:1290) die betrekking had op een gelijkluidend beklag van een andere notaris. De uitspraak benadrukt het belang van het verschoningsrecht van notarissen en de uitzonderlijke omstandigheden waaronder dit recht kan worden doorbroken.