In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Finaal Adviesgroep B.V. en Allerzorg B.V. Finaal Adviesgroep, eiseres tot cassatie, had een vordering ingesteld tegen Allerzorg, verweerder in cassatie, met betrekking tot de betaling van een success fee van € 59.025,43. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst waarin was afgesproken dat de fee pas verschuldigd zou zijn na het verkrijgen van juridische zekerheid over subsidies. De rechtbank had de vordering afgewezen, en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had dit vonnis bekrachtigd. De Hoge Raad oordeelde dat het hof een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd door te stellen dat Finaal Adviesgroep moest aantonen welke subsidies waren ontvangen. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. De Hoge Raad benadrukte dat het aan Allerzorg was om te bewijzen dat zij geen juridische zekerheid had verkregen over de subsidies, en dat Finaal Adviesgroep niet kon worden verplicht om informatie te verstrekken die zich in het domein van de wederpartij bevond. De Hoge Raad veroordeelde Allerzorg c.s. in de kosten van het geding in cassatie.