ECLI:NL:HR:2024:1451

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
22/02271
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen niet-ontvankelijkverklaring in gewelddadige overvalzaak

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte werd veroordeeld voor een gewelddadige overval op een geld- en waardetransportbedrijf in Best in 2013. De overval werd gekarakteriseerd door het gebruik van explosieven om de toegangsdeur te forceren, het betreden van de bedrijfsruimte met vuurwapens, en het in brand steken van een waardetransportauto waarin twee medewerkers zich hadden verschanst. Tijdens de achtervolging door de politie werd er meermaals op een politieauto geschoten. De Hoge Raad moest zich buigen over de ontvankelijkheid van het cassatieberoep, waarbij de verdediging aanvoerde dat de bewezenverklaring niet voldoende uit de bewijsmiddelen kon volgen en dat het hof niet adequaat had gereageerd op de onderbouwde standpunten van de verdediging. De Hoge Raad oordeelde dat de klacht niet voldeed aan de vereisten voor een cassatiemiddel, aangezien het niet ging om een stellige en duidelijke klacht over schending van een rechtsregel of verzuim van een vormvoorschrift. Hierdoor kon het cassatieberoep niet in behandeling worden genomen, en werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/02271
Datum15 oktober 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 21 juni 2022, nummer 20-000004-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.Th. Nooitgedagt, advocaat in Amsterdam, een schriftuur ingediend.
De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de schriftuur en de ontvankelijkheid van het beroep

2.1
Als cassatierechter onderzoekt de Hoge Raad alleen cassatiemiddelen (klachten) als in de wet bedoeld. Als een zodanig cassatiemiddel kan alleen gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De schriftuur voldoet niet aan dit vereiste, zodat zij onbesproken moet blijven.
2.2
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur met cassatiemiddelen heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Dat brengt mee dat de Hoge Raad het cassatieberoep niet in behandeling kan nemen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 oktober 2024.