Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de schriftuur en de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
15 oktober 2024.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte werd veroordeeld voor een gewelddadige overval op een geld- en waardetransportbedrijf in Best in 2013. De overval werd gekarakteriseerd door het gebruik van explosieven om de toegangsdeur te forceren, het betreden van de bedrijfsruimte met vuurwapens, en het in brand steken van een waardetransportauto waarin twee medewerkers zich hadden verschanst. Tijdens de achtervolging door de politie werd er meermaals op een politieauto geschoten. De Hoge Raad moest zich buigen over de ontvankelijkheid van het cassatieberoep, waarbij de verdediging aanvoerde dat de bewezenverklaring niet voldoende uit de bewijsmiddelen kon volgen en dat het hof niet adequaat had gereageerd op de onderbouwde standpunten van de verdediging. De Hoge Raad oordeelde dat de klacht niet voldeed aan de vereisten voor een cassatiemiddel, aangezien het niet ging om een stellige en duidelijke klacht over schending van een rechtsregel of verzuim van een vormvoorschrift. Hierdoor kon het cassatieberoep niet in behandeling worden genomen, en werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep.