Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
22 oktober 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 20 oktober 2023 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1966, was als bestuursvoorzitter van een ziekenhuis betrokken bij verduistering en valsheid in geschrift. De verdachte zou grote geldbedragen, in totaal € 1.200.000, hebben verduisterd door deze te besteden aan privéprojecten en over te maken naar zijn privérekening. Daarnaast was er sprake van valsheid in geschrift met betrekking tot opgestelde verkoopfacturen.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld, waarbij de advocaat van de verdachte, C.F. Korvinus, de middelen heeft voorgesteld. De advocaat-generaal, E.J. Hofstee, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.