ECLI:NL:HR:2024:1517

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
23/00136
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting door aannemen van valse hoedanigheid van medewerker van vaste klant bij ophalen van goederen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van oplichting door zich voor te doen als medewerker van een vaste klant bij het ophalen van goederen. De Hoge Raad oordeelt dat de bewijsvoering van de oplichting niet voldoende is aangetoond, maar dat dit niet leidt tot cassatie. De verdachte had zich voorgedaan als een persoon die namens de klant gerechtigd was om goederen op te halen, wat voldoende bewijs oplevert voor het aannemen van valse hoedanigheid. De Hoge Raad benadrukt dat het aannemen van valse hoedanigheid niet per se afhankelijk is van het gebruik van een valse naam, maar dat het handelen van de verdachte kan leiden tot een onjuiste voorstelling van zaken bij anderen. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde taakstraf. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar enkel in verband met het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis, en heeft de taakstraf verminderd van honderd naar 95 uren, met een vervangende hechtenis van 47 dagen. Het beroep is voor het overige verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/00136
Datum19 november 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 11 januari 2023, nummer 22-003634-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben P. van Dongen en M. Rasterhoff, beiden advocaat in Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde taakstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de bewijsvoering van de bewezenverklaarde oplichting.
2.2
Het cassatiemiddel faalt. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 2.1 tot en met 2.3 en 3.2 tot en met 3.6.

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde taakstraf van honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;
- vermindert het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat de taakstraf 95 uren beloopt, subsidiair 47 dagen hechtenis;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 november 2024.