Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
12 november 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof Den Haag van 6 juni 2023. Het beroep in cassatie is ingesteld door de betrokkene, die werd bijgestaan door advocaat F.P. Slewe. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene werd beschuldigd van het handelen in verdovende middelen en witwassen. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. Dit oordeel is gegeven zonder verdere motivering, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het hof in stand blijft.