Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
12 november 2024.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 5 september 2022 is gewezen. De verdachte, geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986, heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De advocaten J. Kuijper en D.W.E. Sternfeld hebben namens de verdachte een cassatiemiddel ingediend. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. Dit oordeel is niet gemotiveerd, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ambtshalve de uitspraak van het hof beoordeeld en vastgesteld dat er meer dan twee jaren zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit leidt tot de conclusie dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden. Dit heeft gevolgen voor de opgelegde gevangenisstraf, die oorspronkelijk twaalf maanden bedroeg, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De Hoge Raad heeft de gevangenisstraf verminderd tot elf maanden en drie weken, met behoud van de voorwaardelijke straf en proeftijd.
In de beslissing van de Hoge Raad is de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. Het beroep is voor het overige verworpen. De uitspraak is gedaan op 12 november 2024, door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren T. Kooijmans en R. Kuiper, in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.S. Kea.