ECLI:NL:HR:2024:167

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
22/00363
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over eenvoudig witwassen en bewijs van herkomst van geldbedrag

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van eenvoudig witwassen van een geldbedrag van € 7.139,02, dat volgens de aanklacht afkomstig zou zijn uit enig misdrijf. Het hof had vastgesteld dat bij de doorzoeking van de woning van de verdachte en bij zijn fouillering een aanzienlijke hoeveelheid contant geld was aangetroffen. De verdediging voerde aan dat het geld afkomstig was van legale bronnen, zoals een schenking van zijn zus voor haar begrafenis, inkomsten uit de verkoop van Surinaamse zangvogels, en collectegeld dat zijn vader als hindoepriester had beheerd.

Het hof oordeelde dat de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld niet verifieerbaar was en dat de verdachte € 7.139,02 meer had uitgegeven dan hij op legale wijze had kunnen verkrijgen. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie over de bewijsvoering in witwaszaken en concludeerde dat de bewezenverklaring niet toereikend gemotiveerd was. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de beslissingen over het tenlastegelegde en de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.

De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering bij de bewezenverklaring van witwassen en de noodzaak voor het openbaar ministerie om voldoende bewijs te leveren dat het geld uit een misdrijf afkomstig is. De Hoge Raad bevestigde dat het aan de verdachte is om een verifieerbare verklaring te geven over de herkomst van het geld, maar dat het openbaar ministerie de bewijslast draagt om aan te tonen dat het geld uit een misdrijf afkomstig is.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/00363
Datum6 februari 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 20 januari 2022, nummer 23-001030-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft F.P. Slewe, advocaat te Schiphol, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt in het licht van een gevoerd verweer over de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde (eenvoudig) witwassen, voor zover het hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte een geldbedrag van € 7.139,02 voorhanden heeft gehad dat afkomstig was uit enig eigen misdrijf.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezenverklaard dat:
“hij op 29 december 2020 te Amsterdam, een contant geldbedrag van € 7.139,02 voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, dat dit voorwerp geheel - onmiddellijk - afkomstig was uit enig eigen misdrijf.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen die zijn weergegeven in de conclusie van de plaatsvervangend advocaat-generaal onder 2.3.
2.2.3
Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 6 januari 2022 heeft de raadsvrouw van de verdachte het woord gevoerd overeenkomstig de pleitnota die aan het proces-verbaal is gehecht. Deze pleitnota houdt onder meer in:
“37. Daarnaast verkoopt (verkocht) cliënt soms Surinaamse zangvogels. Client hield altijd veel van dit soort vogels, 'broedde' ze ook zelf, en verkocht er ieder jaar wel een aantal. Per vogel kreeg hij – afhankelijk van hoe mooi de vogel kon zingen – zo'n € 400,- tot € 1000,-. Dat cliënt deze vogels houdt, vindt steun in het dossier. Dat dergelijke prijzen zeer gangbaar zijn voor het verkopen van Surinaamse zangvogels blijkt ook uit een eenvoudige zoekslag op internet.
(...)
44. Verder heeft cliënt duidelijk toegelicht waarom hij het geld contant in zijn woning bewaarde. Hij mocht namelijk vanwege het ontvangen van zijn uitkering niet meer van € 11.000,00 op zijn rekening hebben. Om die reden nam hij telkens geld van zijn rekening op en bewaarde dat contant in huis.
45. De grote hoeveelheid muntgeld (en de stortingen daarvan) heeft hij toegelicht naar aanleiding van het feit dat zijn vader tot 2019 als hindoepriester werkzaam is geweest en collectegeld kreeg. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij twee gokkasten in zijn café had staan waarin ook ongeveer € 2000,- aan muntgeld zat.
46. De officier van justitie heeft naar aanleiding van het hoger beroep de vader van cliënt laten horen door de politie. De verdediging stelt zich op het standpunt dat die verklaring niet betrouwbaar is. De vader van cliënt vertoont namelijk een dementieel beeld. Ik overleg u een verklaring van de huisarts (...).
47. De vader van cliënt was tot 2019 hindoepriester. Sinds de afgelopen jaren vertoont de vader van cliënt veel trekken van vergeetachtigheid en dementie. De bevraging van vader over de concrete invulling van zijn werk als hindoepriester en hoe daar met het collectegeld werd omgesprongen, kan dan ook wat betreft de verdediging niet meewegen voor het onaannemelijk maken van die verklaring van cliënt. Client blijft bij het standpunt dat hij wel degelijk het muntgeld van de collecte voor zijn vader inwisselde.
48. Ongeveer een bedrag van € 10.000,- aan contant geld was bedoeld voor het betalen van de begrafenis van de in mei 2021 overleden zus van cliënt. De zus van cliënt, [betrokkene 1], was vanaf jonge leeftijd ernstige hartpatiënt en kon om die reden geen uitvaartverzekering afsluiten. Uiteindelijk is in de familie besloten dat cliënt ervoor zorg zou dragen dat de uitvaart geregeld zou worden. Zijn zus gaf hem daarvoor sinds 2017 (tot aan zijn aanhouding in 2020) jaarlijks een contant bedrag van € 2000,- tot € 3000,-. Uiteindelijk heeft cliënt van haar ongeveer € 10.000,- in contanten ontvangen. Op het moment van zijn aanhouding leefde zijn zus nog en was het contante geld nog in zijn bezit. Dit geld is onderdeel van het door justitie inbeslaggenomen geld.”
2.2.4
Het hof heeft het verweer als volgt samengevat en verworpen:
“De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het witwassen van de tenlastegelegde geldbedragen bewezen kan worden verklaard. Het inbeslaggenomen contante geld is afkomstig van de drugshandel waaraan de verdachte zich schuldig maakte. De verdachte heeft weliswaar verschillende alternatieve verklaringen afgelegd over de herkomst van het geld, maar dat was steeds op een zodanig laat tijdstip, tot aan de zitting in hoger beroep, dat deze niet meer onderzocht, geverifieerd of gefalsifieerd konden worden. Deze verklaringen zijn voorts niet bevestigd door stukken of getuigenverklaringen.
De raadsvrouw heeft het bepleit de verdachte vrij te spreken van het onder 3 tenlastegelegde. Op de bankrekening van de verdachte zijn geen vreemde dingen te zien. Wat betreft de contante geldbedragen die in de woning zijn aangetroffen heeft de verdachte vanaf het begin een duidelijke verklaring afgelegd; het geld is in de loop der jaren gespaard. De verdachte heeft 26 jaar lang een normale baan gehad, hij heeft een uitkering en toeslagen ontvangen, hij verkoopt soms Surinaamse zangvogels die hij zelf ‘broedt’ en hij heeft geld overgehouden aan de verkoop van zijn horecaonderneming in 2014. Het muntgeld is afkomstig van zijn vader die als hindoepriester collectegeld beheerde. Voorts heeft de verdachte uitgelegd waarom hij een dergelijk geldbedrag contant bewaarde; hij mocht namelijk vanwege het ontvangen van een uitkering niet meer dan € 11.000 op zijn bankrekening hebben. Tenslotte heeft de verdachte in hoger beroep nog verklaard dat hij elk jaar geld ontving van zijn (inmiddels overleden) zus voor haar begrafenis, dit betrof in totaal ongeveer € 10.000 contant. In 2016 zou hij eenmalig een groot bedrag hebben ontvangen aan (achterstallige) kindertoeslag.
Het hof overweegt als volgt. Bij de doorzoeking van het huis van de verdachte zijn contanten aangetroffen tot een totaal van € 38.846,64 en in de fouillering van de verdachte is € 1.626,65 aangetroffen. Het gaat in deze zaak om de vraag of kan worden bewezen dat dit geld, dat de verdachte voorhanden heeft gehad, van misdrijf afkomstig is. Het hof merkt hierbij op dat het niet vereist is dat wordt vastgesteld dat het geld afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is vereist dat vaststaat dat het geld afkomstig is uit enig misdrijf. Om dit te beoordelen hanteert het hof het volgende toetsingskader.
Indien op basis van de feiten en omstandigheden een vermoeden van witwassen kan worden vastgesteld, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag. Deze verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het geldbedrag en een bepaald misdrijf, dan nog kan bewezen worden dat het geldbedrag ‘uit enig misdrijf afkomstig is. Dit is mogelijk als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Naar het oordeel van het hof levert het voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid contant geld, terwijl de verdachte leeft van een uitkering en verschillende toeslagen, en hij verdacht en veroordeeld wordt van en voor handel in verdovende middelen, een vermoeden van witwassen op. Van de verdachte mag dan ook worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van dit geldbedrag. Voor de beoordeling van die verklaring, waaraan niet de eis mag worden gesteld dat de verdachte zijn onschuld bewijst, is mede van belang het moment waarop en de omstandigheden waaronder deze door de verdachte wordt gegeven.
Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij een uitkering en verschillende toeslagen ontving en dat hij daarvan geld had gespaard. Verder heeft verdachte verklaard dat het geld deels afkomstig was van de verkoop van zijn café in 2014. Hij zou voor die verkoop € 15.000 hebben ontvangen plus € 2.000 aan muntgeld afkomstig uit de in dat café staande gokkasten.
Om te onderzoeken of de verklaring van de verdachte aannemelijk is, bevat het dossier een proces-verbaal waarin een verbalisant een eenvoudige kasopstelling heeft opgemaakt. Hierbij is rekening gehouden met de hierboven weergegeven verklaring van verdachte, zijn geldstortingen en -opnames en met het bij hem aangetroffen geld. Uit deze eenvoudige kasopstelling volgt dat de verdachte € 7.139,02 meer heeft uitgegeven of in zijn bezit heeft gehad dan waar hij op een legale manier over had kunnen beschikken.
In hoger beroep heeft de verdachte voorts voor het eerst verklaard dat zijn (inmiddels overleden) zus een hartafwijking had, daardoor geen uitvaartverzekering kon afsluiten en de verdachte daarom vanaf 2016 ieder jaar € 2.000 in contanten heeft gegeven voor als zij zou komen te overlijden. De zus van verdachte is in mei 2021 overleden en de verdachte had aldus in totaal ongeveer € 10.000 van zijn zus ontvangen welk bedrag hij naar eigen zeggen bewaarde in de zak van een broek die in een koffer lag.
Ten aanzien van deze verklaring overweegt het hof dat dit – mede gelet op het moment waarop die is gegeven – een niet verifieerbare verklaring betreft. Uit de e-mail van zijn broer en zus, die de verdachte ter ondersteuning van deze verklaring in hoger beroep heeft overgelegd, volgt enkel dat de inmiddels overleden zus in de loop der jaren geld opzij heeft gelegd voor een eventuele uitvaart en dat zij met de verdachte heeft besproken dat hij (onder andere) de financiële afhandeling van de uitvaart op zich zou nemen. Gelet op deze algemene verklaring, ziet het hof hierin geen verificatie of ondersteuning van de verklaring van de verdachte dat het (in een broekzak in een koffer) aangetroffen geld een legale herkomst had.
Gelet op de eenvoudige kasopstelling concludeert het hof dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van € 7.139,02 uit enig eigen misdrijf afkomstig is. Het hof vindt dan ook bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan eenvoudig witwassen, door een bedrag van € 7.139,02 voorhanden te hebben.”
2.3
Dat een voorwerp “afkomstig is uit enig misdrijf” als bedoeld in artikel 420bis e.v. van het Wetboek van Strafrecht kan, als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Als de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat deze verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Als de verdachte zo’n verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als zo’n verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen over het bewijs. (Vgl. HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352.)
2.4
Het hof heeft vastgesteld dat bij de doorzoeking van het huis van de verdachte en bij zijn fouillering een aanzienlijke hoeveelheid contant geld is aangetroffen. De verdediging heeft aangevoerd dat dat geld afkomstig was van onder meer a) de zus van de verdachte voor als zij zou komen te overlijden, b) inkomsten uit de verkoop van Surinaamse zangvogels, en c) de vader van de verdachte die als hindoepriester collectegeld beheerde. Het hof heeft aan de hand van de uitkomst van een eenvoudige kasopstelling geoordeeld dat de verdachte € 7.139,02 meer heeft uitgegeven of in zijn bezit gehad dan waar hij op een legale manier over had kunnen beschikken. Het hof heeft verder overwogen dat de verklaring van de verdachte over de contante ontvangsten van geldbedragen van zijn zus een niet verifieerbare verklaring is. Het hof heeft echter in het midden gelaten of de verklaring van de verdachte over de inkomsten uit de verkoop van Surinaamse zangvogels en over het beheer van collectegeld concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. In aanmerking genomen wat onder 2.3 is vooropgesteld, is de bewezenverklaring daarom niet toereikend gemotiveerd.
2.5
Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 februari 2024.