ECLI:NL:HR:2024:1704

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
23/02186
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en terugwijzing van een arrest wegens schending van het aanwezigheidsrecht van de verdachte in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 15 mei 2023. De verdachte, geboren in 1970, was niet verschenen op de terechtzitting in hoger beroep, omdat hij op dat moment gedetineerd was in verband met een andere strafzaak. De dagvaarding was geldig betekend, maar de verdachte en zijn raadsman waren niet aanwezig. De Hoge Raad oordeelde dat, hoewel de dagvaarding rechtsgeldig was, de beslissing van het hof om verstek te verlenen onjuist was, gezien het grote belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte niet vrijwillig afstand had gedaan van zijn recht om in zijn aanwezigheid te worden berecht, omdat hij gedetineerd was zonder dat dit aan de rechter bekend was. Hierdoor werd de uitspraak van het hof vernietigd en werd de zaak teruggewezen naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling.

De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak. De Hoge Raad bevestigde deze conclusie en benadrukte het belang van het aanwezigheidsrecht van de verdachte. De uitspraak van het hof werd vernietigd, en de zaak moet opnieuw worden berecht en afgedaan, zodat de verdachte de kans krijgt om zijn zaak in hoger beroep in zijn aanwezigheid te laten behandelen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/02186
Datum26 november 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 15 mei 2023, nummer 22-002771-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R. van den Boogert, advocaat in Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof te Den Haag teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet-verschenen verdachte. Het voert daartoe aan dat de verdachte tijdens de behandeling van zijn zaak op de terechtzitting in hoger beroep in verband met een andere strafzaak was gedetineerd en dat hij niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn.
2.2.1
Bij de stukken bevinden zich:
a. een akte van uitreiking die inhoudt dat de dagvaarding om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 15 mei 2023 op 27 maart 2023 is uitgereikt aan de medewerker van het openbaar ministerie, omdat er op het in de basisregistratie personen (BRP) opgenomen adres van de verdachte niemand aanwezig of bereid was de dagvaarding aan te nemen en de dagvaarding ook niet was afgehaald op het postkantoor nadat daarvan een bericht van aankomst was achtergelaten.
b. het proces-verbaal van die terechtzitting dat inhoudt dat daar de verdachte niet is verschenen en ook niet een raadsman, dat tegen de verdachte verstek is verleend en dat het onderzoek is gesloten.
2.2.2
In cassatie is – door aanhechting aan de schriftuur – overgelegd een bevel tot bewaring van de verdachte, afgegeven door de rechter-commissaris in strafzaken in de rechtbank Rotterdam van 15 mei 2023.
2.3
Als de dagvaarding van een verdachte die is ingeschreven in de BRP, geldig is betekend (uitgereikt) en de verdachte niet op de terechtzitting is verschenen en zijn raadsman ook niet, kan de rechter – behalve bij duidelijke aanwijzingen van het tegendeel – uitgaan van het vermoeden dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn aanwezigheid te worden berecht. De mogelijkheid bestaat echter dat achteraf moet worden vastgesteld dat aan het recht van de verdachte om in zijn aanwezigheid te worden berecht, is tekortgedaan. Dit kan zich voordoen als de verdachte tijdens de behandeling van zijn zaak in verband met een andere strafzaak was gedetineerd zonder dat dit de rechter bekend was.
2.4
Aan de herkomst en betrouwbaarheid van het stuk dat in cassatie is overgelegd, behoeft in redelijkheid niet te worden getwijfeld. Uit dat stuk moet worden afgeleid dat de verdachte tijdens de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep in verband met een andere zaak was gedetineerd. Gelet daarop en in aanmerking genomen dat de dagvaarding om op de terechtzitting in hoger beroep van 15 mei 2023 te verschijnen rechtsgeldig maar niet in persoon is uitgereikt en op die terechtzitting geen raadsman aanwezig was, is de beslissing van het hof om tegen de verdachte verstek te verlenen en het onderzoek op de terechtzitting voort te zetten, achteraf bezien onjuist. Wegens het grote belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn, moet de verdachte de mogelijkheid worden geboden om zijn zaak alsnog in hoger beroep in zijn aanwezigheid te doen behandelen. Dit leidt ertoe dat de uitspraak van het hof moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden teruggewezen opdat deze opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2.5
Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 november 2024.