ECLI:NL:HR:2024:173

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
23/00246
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van mensenhandel en vervaardigen van kinderporno door minderjarige

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 17 januari 2023 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1987, was beschuldigd van medeplegen van mensenhandel door een 17-jarige te bewegen zich beschikbaar te stellen voor prostitutie, en van het vervaardigen van kinderporno. De verdediging heeft in cassatie een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt ingenomen met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster, zoals bedoeld in artikel 359.2 van het Wetboek van Strafvordering. Daarnaast werd de redelijke termijn in hoger beroep ter discussie gesteld, waarbij de vraag was of het hof had kunnen volstaan met een vermindering van de op te leggen gevangenisstraf met twee maanden.

De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft in dit geval geen motivering hoeven geven voor zijn oordeel, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand bleef.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/00246
Datum6 februari 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 januari 2023, nummer 21-007073-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben J. Kuijper en D.W.E. Sternfeld, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur en aanvullende schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadslieden van de verdachte hebben daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T.B. Trotman en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 februari 2024.