Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
6 februari 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een jeugdige verdachte die beschuldigd werd van het bedreigen van opsporingsambtenaren van de Koninklijke Marechaussee tijdens de boerenprotesten in 2020 bij de luchthaven Eindhoven. De verdachte reed met een tractor rakelings langs een opsporingsambtenaar en reed kort daarna in op een andere opsporingsambtenaar, waarbij hij te laat remde. In eerste aanleg werd de verdachte vrijgesproken, maar het gerechtshof vernietigde dit vonnis en kwam tot een andere bewijsbeslissing. De Hoge Raad oordeelde dat de redenen van het hof niet onbegrijpelijk waren en dat de bewijsbeslissing voldoende gemotiveerd was. De Hoge Raad constateerde wel een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, maar besloot dat dit geen verdere rechtsgevolgen met zich meebracht. Het beroep van de verdachte werd verworpen.