ECLI:NL:HR:2024:1822

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
24/00552
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beklag ex art. 5.4.10 jo. 552a Sv na beslag ex art. 94 Sv op diverse goederen onder klager n.a.v. Europees onderzoeksbevel van Duitse autoriteiten

In deze zaak gaat het om een beklagprocedure ex artikel 5.4.10 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van een beslag op diverse goederen onder de klager. Dit beslag vond plaats op basis van een Europees onderzoeksbevel dat was uitgevaardigd door Duitse autoriteiten. De klager, geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996, heeft een klaagschrift ingediend tegen het beslag. De rechtbank Noord-Holland heeft op 12 februari 2024 een beschikking gegeven in deze zaak, waartegen de klager in cassatie is gegaan.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de klager over de uitspraak van de rechtbank niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, en de raadslieden van de klager hebben schriftelijk gereageerd op deze conclusie. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom de klachten niet tot vernietiging leiden, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 10 december 2024 het beroep verworpen, en deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, samen met de raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer24/00552 Br
Datum10 december 2024
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 12 februari 2024, nummer RK 23/028785, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 5.4.10 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze hebben J. Kuijper en S.J. van der Woude, beiden advocaat in Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De raadslieden van de klager hebben daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 december 2024.