ECLI:NL:HR:2024:183

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
22/02767
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest van het gerechtshof Den Haag inzake mishandeling, seksueel misbruik en bezit van kinderporno

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 12 juli 2022. De verdachte, geboren in 1969, was aangeklaagd voor mishandeling van zijn dochter gedurende een periode van meer dan vier jaar, waarbij hij haar met kracht tegen het lichaam sloeg, schopte en kneep. Daarnaast werd hij beschuldigd van seksueel misbruik van een 10- of 11-jarig vriendinnetje van zijn dochter, dat bij hen thuis logeerde, en van het bezit van kinderporno. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld, waarbij de verdediging onder andere de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster aan de orde stelde, alsook de vordering van de benadeelde partij en de opgelegde schadevergoedingsmaatregel. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk werd het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/02767
Datum6 februari 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 12 juli 2022, nummer 22-003273-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B. Kizilocak, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 februari 2024.