ECLI:NL:HR:2024:1833

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
22/02818
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de betrouwbaarheid van verklaringen in een diefstal met geweld zaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1996, was eerder vrijgesproken van medeplegen van diefstal met geweld. De advocaat van de verdachte, J.H. Rump, heeft een cassatiemiddel ingediend, waarin werd geklaagd dat het hof niet voldoende gemotiveerd had waarom het was afgeweken van het standpunt van de verdediging over de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangever en getuige. De advocaat-generaal, E.J. Hofstee, concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

De Hoge Raad oordeelde dat het cassatiemiddel niet tot cassatie leidde. Het hof had op een groot aantal onderdelen van het verweer expliciet ingegaan en had de verwerping van het verweer extra kracht gegeven door te wijzen op aanwezig steunbewijs. De Hoge Raad concludeerde dat het hof ruimschoots had voldaan aan de eisen die worden gesteld aan de verwerping van het verweer, en dat het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk was en toereikend gemotiveerd.

Daarnaast merkte de Hoge Raad op dat de redelijke termijn voor het behandelen van het cassatieberoep was overschreden, maar dat dit geen aanleiding gaf voor verdere rechtsgevolgen. Uiteindelijk werd het beroep verworpen, en de uitspraak van het hof bleef in stand.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/02818
Datum17 december 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 juli 2022, nummer 21-004000-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.H. Rump, advocaat in Zwolle, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering van de opgelegde straf volgens de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof in strijd met artikel 359 lid 2, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering niet in het bijzonder de redenen heeft opgegeven waarom het is afgeweken van een door de verdediging naar voren gebracht uitdrukkelijk onderbouwd standpunt over de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangever en de getuige [betrokkene 1] .
2.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de opgelegde gevangenisstraf van zestien maanden waarvan twaalf maanden voorwaardelijk en de taakstraf van 240 uren, en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 december 2024.