Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
10 december 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 24 oktober 2023. De verdachte, geboren in 1974, was betrokken bij een schietincident in Breda, waarbij na een feestje in een café op een openbare weg met een vuurwapen 13 kogels op het bovenlichaam van een ander zijn afgevuurd. De verdachte heeft geen cassatiemiddelen ingediend, waardoor de Hoge Raad het beroep niet in behandeling kon nemen. De wet vereist dat een advocaat binnen een bepaalde termijn een schriftuur met cassatiemiddelen indient, maar aan deze verplichting is niet voldaan. Dit leidde tot de beslissing van de Hoge Raad om het beroep van de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van cassatiemiddelen binnen de gestelde termijn, zoals vastgelegd in artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering.