ECLI:NL:HR:2024:1843

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
22/02377
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over geldboete in hennepteeltzaak tegen rechtspersoon

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 17 juni 2022 was gewezen. De zaak betreft voorbereidingshandelingen voor bedrijfsmatige en grootschalige hennepteelt, gepleegd door een rechtspersoon, hier aangeduid als de verdachte. De verdachte, een B.V. gevestigd in [plaats], heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De advocaat G.A.C. Beckers heeft namens de verdachte een cassatiemiddel ingediend. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak, maar enkel met betrekking tot de hoogte van de opgelegde geldboete, en heeft verzocht om vermindering van deze boete.

De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de klachten niet van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht. Tevens heeft de Hoge Raad ambtshalve de uitspraak van het hof beoordeeld. Aangezien er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, is de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens overschreden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde geldboete van € 200.000 naar € 197.500.

In de beslissing heeft de Hoge Raad de uitspraak van het hof vernietigd, maar enkel wat betreft de hoogte van de geldboete, en het beroep voor het overige verworpen. De uitspraak is gedaan door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren A.L.J. van Strien en C.N. Dalebout, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/02377
Datum10 december 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 juni 2022, nummer 21-004165-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] B.V.,
gevestigd [plaats],
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G.A.C. Beckers, advocaat in Maastricht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde geldboete van € 200.000.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete;
- vermindert de geldboete in die zin dat deze € 197.500 bedraagt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 december 2024.