Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
13 februari 2024.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, gedateerd 7 juni 2023, met nummer 20-001722-20. De verdachte, geboren in 1980, was betrokken bij een incident in 2018 in Breda, waarbij hij tijdens een ruzie met zijn zwager meerdere keren met een schop in de richting van het hoofd van zijn zwager sloeg, wat valt onder poging tot doodslag volgens artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, maar er zijn geen cassatiemiddelen ingediend. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de wet voorschrijft dat een advocaat binnen een bepaalde termijn een schriftuur met cassatiemiddelen moet indienen. Aangezien aan deze verplichting niet is voldaan, kan de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling nemen.
De Hoge Raad heeft op 13 februari 2024 geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is. Dit arrest is gewezen door raadsheer C.N. Dalebout, in aanwezigheid van waarnemend griffier H.J.S. Kea, en is uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.