Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede en het derde cassatiemiddel
4.Beslissing
27 februari 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 februari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 oktober 2022. De zaak betreft een jeugdige verdachte, geboren in 2001, die werd beschuldigd van mensenhandel door te trachten een minderjarige in de prostitutie te brengen, ontucht met een minderjarige tussen de 12 en 16 jaar, en bezit van kinderporno. In eerste aanleg werd de verdachte vrijgesproken, maar het hof verwierp het door de verdediging geschetste alternatief scenario. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de verdachte over de verwerping van dit scenario niet tot cassatie leiden. De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad volgde deze conclusie. De Hoge Raad oordeelde dat de uitleg van het hof over het gevoerde verweer niet onbegrijpelijk was en dat de verdediging niet voldoende had uiteengezet waarom dit wel het geval zou zijn. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt daarmee de uitspraak van het hof.