ECLI:NL:HR:2024:276
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Amsterdam inzake belastingkwestie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 februari 2024 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] tegen het Dagelijks Bestuur van het Hoogheemraad Amstel, Gooien en Vecht. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 3 februari 2023, die op haar beurt een verzet behandelde tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 24 mei 2022. De belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Veldhuisen, heeft de Hoge Raad verzocht om de uitspraak van de Rechtbank te vernietigen.
De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft in dit geval geen verdere motivering gegeven voor zijn oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad was dat het beroep in cassatie ongegrond werd verklaard. Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, met de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en is openbaar uitgesproken op 23 februari 2024.