Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
27 februari 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 februari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 16 februari 2022 werd gewezen. De zaak betreft een economische overtreding waarbij de verdachte in strijd heeft gehandeld met een voorlopige maatregel zoals bedoeld in artikel 28 van de Wet economische delicten (WED). De verdachte, geboren in 1970, heeft zich schuldig gemaakt aan het inzamelen en in ontvangst nemen van afvalstoffen, ondanks de opgelegde voorlopige maatregel. De advocaat van de verdachte, J. Boksem, heeft een cassatiemiddel ingediend, maar de advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals gesteld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.