Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
30 januari 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 10 maart 2023 werd gewezen. De zaak betreft de moord op een zwangere vrouw in 2017 in Enschede, waarbij de verdachte een buitenechtelijke relatie met het slachtoffer had. De verdachte heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof, dat hem schuldig had bevonden aan moord, en heeft verschillende cassatiemiddelen ingediend.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld, waaronder de vraag of het hof bloedsporen in de auto van de verdachte als bewijs mocht gebruiken, en of het hof feiten en omstandigheden die niet uit bewijsmiddelen blijken, redengevend heeft geacht voor de bewezenverklaring. Daarnaast werd er een klacht ingediend over de voorbedachte raad en de beoordeling van een alternatief scenario dat door de verdediging werd aangedragen, namelijk dat inbrekers het slachtoffer om het leven zouden hebben gebracht.
De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen.