ECLI:NL:HR:2024:322

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
23/00333
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met pistool in Zwolle en bewijsproblemen met metaaldeeltjes en huidbeschadigingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een doodslag die plaatsvond in 2018 in Zwolle, waarbij de verdachte een ander met een pistool door het hoofd heeft geschoten. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen van de verdachte beoordeeld, die onder andere betrekking hadden op bewijsklachten over metaaldeeltjes en een indrukspoor op de neus van de kogel. De verdachte had ook een voorwaardelijk verzoek ingediend voor nader onderzoek door het NFI naar huidbeschadigingen op het hoofd van het slachtoffer, evenals verzoeken tot deskundigenonderzoek en aanvullend proces-verbaal met betrekking tot de metaaldeeltjes. De Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht had beslist dat de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig was. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak, en heeft het beroep verworpen. De uitspraak is gedaan door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, samen met de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/00333
Datum12 maart 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 januari 2023, nummer 21-005901-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 maart 2024.