Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beslissing
12 maart 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft een schietpartij op een parkeerterrein bij een nachtclub in Sint Maarten, waarbij de verdachte is beschuldigd van medeplegen van (poging tot) doodslag en het voorhanden hebben van vuurwapens en hulzen. De verdachte heeft zich beroepen op noodweer(exces) en de Hoge Raad heeft zich gebogen over de vraag of er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen de verdachte zich moest verdedigen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak, met uitzondering van de duur van de gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens is overschreden, aangezien er meer dan zestien maanden zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep.
Als gevolg hiervan heeft de Hoge Raad de opgelegde gevangenisstraf van twintig jaren verminderd tot negentien jaren en zes maanden, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.