ECLI:NL:HR:2024:371

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
22/03457
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over medeplegen invoer cocaïne en beïnvloeden getuige in Caribische zaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1978, die beschuldigd werd van medeplegen van de opzettelijke invoer van cocaïne en het beïnvloeden van een getuige. In eerste aanleg werd de verdachte vrijgesproken, waarna het Openbaar Ministerie in cassatie ging.

De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de bewezenverklaring van de invoer van cocaïne en het beïnvloeden van de getuige beoordeeld. Ten aanzien van de eerste klacht oordeelde de Hoge Raad dat de selectie en waardering van het bewijsmateriaal voorbehouden is aan de feitenrechter. De Hoge Raad kan enkel toetsen of de conclusies van de feitenrechter begrijpelijk zijn, maar niet of deze terecht zijn. De Hoge Raad concludeerde dat het hof de omstandigheden niet onterecht als belastend voor de verdachte had uitgelegd.

Wat betreft de tweede klacht over het beïnvloeden van de getuige, oordeelde de Hoge Raad dat de uiting van de verdachte, waarin hij de getuige vroeg zijn telefoon 'weg te doen', als sturende bemoeienis met de inhoud van de verklaring van de getuige kan worden gezien. Het hof had voldoende gemotiveerd dat de verdachte met deze uiting de vrijheid van de getuige om een verklaring af te leggen had willen beïnvloeden. De Hoge Raad verwierp beide cassatiemiddelen en bevestigde de uitspraak van het hof.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/03457 C
Datum12 maart 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 15 september 2022, nummer H-263/19, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft W.G. ten Have, advocaat te Winschoten, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde medeplegen van de opzettelijke invoer van cocaïne.
2.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 7 tot en met 10.

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt over de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde medeplegen van het beïnvloeden van een getuige.
3.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 13 tot en met 21.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 maart 2024.