ECLI:NL:HR:2024:396
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de verplichtingen van de heffingsambtenaar inzake gegevensverstrekking onder de Wet WOZ
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 26 juli 2022. De zaak betreft een beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door A. Bakker, tegen de vastgestelde waarden van onroerende zaken door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) voor het jaar 2019. De heffingsambtenaar had de waarde van drie woningen vastgesteld op respectievelijk € 503.000, € 271.000 en € 484.000 per waardepeildatum 1 januari 2018. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze waarden en verzocht om aanvullende gegevens, maar de heffingsambtenaar handhaafde de vastgestelde waarden.
Het Gerechtshof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet verplicht was om de aanvullende gegevens digitaal beschikbaar te stellen, en dat de heffingsambtenaar met de overgelegde matrices aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarden niet te hoog waren. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld en geoordeeld dat de klachten gericht tegen het oordeel van het Hof over de gegevensverstrekking falen, maar dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven voor wat betreft de proceskosten en het griffierecht. De Hoge Raad heeft de heffingsambtenaar en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof met betrekking tot de proceskosten en het griffierecht, en droeg de gemeente Amsterdam op om de kosten van belanghebbende te vergoeden. Dit arrest is van belang voor de interpretatie van de verplichtingen van de heffingsambtenaar onder de Wet WOZ en de rechten van belanghebbenden in bezwaarprocedures.