ECLI:NL:HR:2024:397
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de verplichtingen van de heffingsambtenaar bij de Wet WOZ en de Awb
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 9 augustus 2022. De zaak betreft een beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Gieben, tegen een beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Stede Broec op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2020. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 209.000 per waardepeildatum 1 januari 2019. In de bezwaarfase verzocht belanghebbende om verstrekking van bepaalde gegevens, die wel ter inzage waren gelegd maar niet aan hem waren toegestuurd. Belanghebbende heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om inzage te nemen in het dossier voorafgaand aan de hoorzitting.
Het Hof had geoordeeld dat de heffingsambtenaar aan zijn verplichtingen had voldaan door het taxatieverslag te verstrekken en de op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage te leggen. In cassatie werd echter geklaagd over dit oordeel, waarbij de Hoge Raad oordeelde dat de heffingsambtenaar niet aan zijn verplichtingen had voldaan. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, maar alleen met betrekking tot de beslissingen inzake de proceskosten en het griffierecht. De Hoge Raad heeft de gemeente Stede Broec veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de kosten van rechtsbijstand aan belanghebbende. Dit arrest benadrukt de verplichtingen van de heffingsambtenaar onder de Wet WOZ en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) met betrekking tot de verstrekking van informatie aan belanghebbenden.