Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
26 maart 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 maart 2022. De verdachte, geboren in 1966, was betrokken bij feitelijk leidinggeven aan belastingfraude, gepleegd door een rechtspersoon. De kern van de zaak draaide om de vraag of de verdachte actieve bemoeienis had gehad met de aangiften loonheffing en of hij wetenschap had van de onjuistheid van deze aangiften, die betrekking hadden op uitgezonden arbeidskrachten die als 'eigen' arbeidskrachten werden aangemerkt. De advocaat-generaal, T.N.B.M. Spronken, concludeerde tot verwerping van het cassatieberoep, en de raadsman van de verdachte heeft hierop schriftelijk gereageerd. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.