Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
23 april 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 april 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 29 april 2022. De zaak betreft diefstal van een geldbedrag uit een coffeeshop, waarbij de verdachte in hoger beroep werd vrijgesproken van een deel van de vordering van de benadeelde partij. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld. Een belangrijk punt van discussie was of het hof de camerabeelden van de coffeeshop als bewijs mocht gebruiken, gezien het feit dat het hof deze beelden in de eerdere zitting een ontlastende betekenis had toegekend. Daarnaast werd de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij ter hoogte van € 6.561,50 ter discussie gesteld, nu de verdachte gedeeltelijk was vrijgesproken van een vergelijkbaar bedrag. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof, zonder verdere motivering, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.