Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
2 april 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 april 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft opzetheling van een auto, waarbij de verdachte in 1979 is geboren. De advocaat van de verdachte, M.R. Mantz, heeft een cassatiemiddel ingediend omdat het hof zijn verkorte uitspraak niet heeft aangevuld met de benodigde bewijsmiddelen. De Hoge Raad constateert dat de uitspraak van het hof niet voldoet aan de vereisten van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering, dat voorschrijft dat een uitspraak de bewijsmiddelen moet bevatten die redengevend zijn voor de bewezenverklaring. Hierdoor kan de uitspraak van het hof niet in stand blijven.
Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve opgemerkt dat de zaak mogelijk is verjaard, maar dat hierover in cassatie niet is geklaagd. Dit betekent dat de Hoge Raad niet heeft onderzocht of de verjaring is gestuit door daden van vervolging. De Hoge Raad heeft de zaak vernietigd en teruggeworpen naar het gerechtshof Den Haag, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van het voldoen aan de wettelijke vereisten voor het aanleveren van bewijsmiddelen in strafzaken.