ECLI:NL:HR:2024:610

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
23/04447
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een strafzaak wegens valse opgave in authentieke akte en medeplichtigheid aan heling en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 april 2024 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De aanvrager, vertegenwoordigd door advocaat N. Heijkant, was eerder veroordeeld voor het doen opnemen van een valse opgave in een authentieke akte, medeplichtigheid aan heling en medeplichtigheid aan valsheid in geschrift. De veroordeling was het gevolg van een hoger beroep dat leidde tot een gevangenisstraf van een jaar, na vernietiging van een vonnis van de rechtbank Breda.

De aanvraag tot herziening is ingediend op basis van artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat alleen een met stukken onderbouwd gegeven dat niet bekend was tijdens de terechtzitting kan leiden tot herziening. De Hoge Raad benadrukt dat de aanvraag aan strikte motiveringseisen moet voldoen, zoals vermeld in artikel 460 lid 2 Sv. Dit houdt in dat de aanvraag een nauwkeurige omschrijving van het novum moet bevatten, evenals redenen waarom dit novum tot een andere beslissing had kunnen leiden.

In deze zaak voldeed de aanvraag niet aan de gestelde eisen. De Hoge Raad oordeelde dat de aanvraag onvoldoende gemotiveerd was en dat er geen sprake was van een met stukken onderbouwd gegeven dat tot herziening kon leiden. Daarom werd de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest is van belang voor de toepassing van de motiveringseisen bij herzieningsaanvragen en onderstreept de noodzaak voor een zorgvuldige onderbouwing van dergelijke verzoeken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/04447 H
Datum16 april 2024
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 3 januari 1990, nummer 20-000093-88, ingediend door N. Heijkant, advocaat in Dongen,
namens
[aanvrager],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1944,
hierna: de aanvrager.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het hof heeft in hoger beroep – met vernietiging van een vonnis van de rechtbank Breda van 19 oktober 1987 – de aanvrager veroordeeld voor “in een authentieke akte een valse opgave doen opnemen aangaande een feit, van welks waarheid die akte moet doen blijken met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware zijn opgave in overeenstemming met de waarheid, terwijl uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd”, “medeplichtigheid aan heling” en “medeplichtigheid aan valsheid in geschrift” tot een gevangenisstraf van een jaar.

2.De aanvraag tot herziening

De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Beoordeling van de aanvraag

3.1
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, volgens artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) alleen dienen een met stukken onderbouwd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat, als dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2
Volgens artikel 460 lid 2 Sv moet de aanvraag de gronden vermelden waarop deze berust. De aanvraag moet dus naar behoren gemotiveerd zijn. Dat wordt bevestigd in de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 2008/09, 32 045, nr. 3, p. 32). Alleen een herzieningsaanvraag die aan deze motiveringseis voldoet, kan in behandeling worden genomen. Een aanvraag die onvoldoende is gemotiveerd, is niet een aanvraag als in de wet bedoeld.
3.3
Dit betekent dat, als een aanvraag een beroep doet op een met stukken onderbouwd gegeven als bedoeld in artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv,
(a) de aanvraag een nauwkeurige omschrijving moet bevatten van dit gegeven (hierna: het novum) en dat dus bijvoorbeeld niet kan worden volstaan met een verwijzing naar bijgevoegde stukken waaruit zo’n novum zou moeten blijken;
(b) de aanvraag de redenen moet vermelden waarom het novum tot één van de genoemde beslissingen zou hebben kunnen leiden;
(c) de aanvraag, als deze ertoe strekt de bewijsvoering aan te tasten, met voldoende precisie moet uiteenzetten (i) waarom een bepaald onderdeel van de bij de aanvraag gevoegde stukken leidt tot ernstige twijfel aan de juistheid van een nauwkeurig aangeduid gedeelte van de bewijsvoering, en (ii) waarom dat leidt tot het ernstige vermoeden dat het onderzoek van de zaak, als dat gegeven toen bekend was geweest, zou hebben geleid tot een vrijspraak.
Alleen als de aanvraag aan deze eisen voldoet, kan de Hoge Raad beoordelen of de aanvraag gegrond is.
3.4
Als de aanvraag – zoals in dit geval – aan die eisen niet voldoet, kan de Hoge Raad de aanvraag niet in behandeling nemen.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 april 2024.