ECLI:NL:HR:2024:641
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak over naheffingsaanslag parkeerbelasting door gemeente Amsterdam
In deze zaak heeft het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Amsterdam beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, die op 20 juli 2023 werd gedaan in het kader van een verzet tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De naheffingsaanslag was eerder door de Rechtbank van 9 november 2021 beoordeeld. De Hoge Raad heeft de klachten van het College beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de eerdere uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de klachten niet relevant waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad was dat het beroep in cassatie ongegrond werd verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2024 door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren. Tevens werd er een griffierecht van € 548 opgelegd aan het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Amsterdam.