Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
4 juni 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 juni 2024 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 7 juli 2023 werd gewezen. Het beroep is ingesteld door de verdachte, die in 1980 is geboren in [geboorteplaats]. De verdachte was aangeklaagd voor poging tot moord, omdat hij in 2021 in Lelystad met een doorgeladen vuurwapen op de woning van een ander schoot, waarbij hij gericht op de borst, schouder en been van het slachtoffer mikte. De advocaat van de verdachte, G. Spong, heeft een schriftuur ingediend ter ondersteuning van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en de klachten over de uitspraak van het hof onderzocht. De procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen. Na beoordeling van de ingediende klachten kwam de Hoge Raad tot de conclusie dat het cassatieberoep duidelijk niet kon slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president M.J. Borgers als voorzitter, samen met de raadsheren C.N. Dalebout en T.B. Trotman, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.