ECLI:NL:HR:2024:691

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
22/04450
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op riem met Hells Angels-gesp in strafrechtelijk onderzoek tegen klager

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een klaagschrift van de klager, die in het kader van een strafrechtelijk onderzoek in beslag genomen riem met een Hells Angels-gesp terugvorderde. De riem was in beslag genomen op 26 januari 2017, maar stond niet op de beslaglijst die door het openbaar ministerie was verstrekt. De klager was eerder veroordeeld voor deelneming aan een criminele organisatie, en de strafrechter had in zijn arrest van 10 maart 2021 geen beslissing genomen over de riem. De beklagrechter had het klaagschrift ongegrond verklaard, met de redenering dat er geen reden was om aan te nemen dat de riem anders behandeld zou zijn als deze op de beslaglijst had gestaan. De Hoge Raad oordeelde echter dat deze redenering getuigde van een onjuiste rechtsopvatting. Volgens artikel 33 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht kan verbeurdverklaring alleen plaatsvinden bij veroordeling wegens een strafbaar feit, en de verbeurdverklaring in het arrest van de strafrechter strekte zich niet uit tot de riem. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/04450 B
Datum14 mei 2024
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 8 november 2022, nummer AVNR 000687-22, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft W.H. Jebbink, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de ongegrondverklaring van het klaagschrift, dat strekt tot opheffing van het beslag en teruggave van de onder de klager inbeslaggenomen riem met Hells Angels-gesp (hierna: de riem).
2.2.1
In deze zaak is, in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen de klager, op 26 januari 2017 onder de klager op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) beslag gelegd op – onder meer – de hiervoor bedoelde riem. In de strafzaak is de klager bij arrest van 10 maart 2021 van het gerechtshof Amsterdam veroordeeld voor deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Dit arrest is op 5 juli 2022 onherroepelijk geworden. Over de riem, die niet op de beslaglijst stond vermeld, heeft de strafrechter in zijn arrest van 10 maart 2021 geen beslissing genomen. Wel heeft de strafrechter bij dat arrest verschillende ‘patches’ en ‘colours’ (een hesje waarmee het lidmaatschap van de Hells Angels zichtbaar wordt) verbeurdverklaard. Op 25 juli 2022 is namens de klager een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a lid 1 Sv ingediend, waarin wordt verzocht om opheffing van het beslag en teruggave aan de klager van de riem.
2.2.2
Het proces-verbaal van de behandeling van de beklagzaak in raadkamer houdt onder meer in:
“De klager verklaart:
(...)
In het advies van de advocaat-generaal staat dat de Hells Angels riem niet op de beslaglijst stond, maar hij stond er wel op. Anders kon de riem ook niet vernietigd worden. (...) Het hof heeft geen beslissing genomen op de inbeslaggenomen riem en de rechtbank ook niet.
De advocaat-generaal merkt op dat de klager tijdens de behandelingen ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep niets heeft opgemerkt over de riem.
De klager verklaart:
Mijn advocaat heeft mij toen afgeraden erover te beginnen. Hij was bang dat de riem alsnog op een lijst zou komen.
De advocaat-generaal wordt in de gelegenheid gesteld het woord te voeren. Zij deelt mede:
Ik sluit mij aan bij het schriftelijk advies dat er al ligt. De riem kan niet meer worden teruggegeven, omdat die al is vernietigd. Mocht de riem onterecht zijn vernietigd, dan kan de klager een vergoeding krijgen. Ik meen echter dat de riem niet onterecht is vernietigd. (...) De riem is vergelijkbaar met de patches die wel verbeurd zijn verklaard door het hof. Ook de riem draagt uit dat men met de Hells Angels te maken heeft, terwijl deze club recentelijk is verboden door de Hoge Raad. (...)
De voorzitter vraagt de advocaat-generaal of zij in het bezit is van een machtiging voor vernietiging van de inbeslaggenomen riem.
De advocaat-generaal deelt mede dat zij geen machtiging voor vernietiging heeft van de inbeslaggenomen riem.”
2.2.3
In de beklagzaak heeft het hof (hierna: de beklagrechter) het klaagschrift ongegrond verklaard en heeft daartoe overwogen:
“Het beslag is onder klager gelegd op grond van artikel 94 Sv in de strafzaak met voormeld parketnummer.
Bij arrest van 10 maart 2021 is klager is in de strafzaak met voormeld parketnummer door dit gerechtshof veroordeeld ter zake van deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest. Klager heeft tegen dit arrest beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft op 5 juli 2022 het cassatieberoep verworpen. De uitspraak van dit gerechtshof van 10 maart 2021 is daarmee onherroepelijk geworden.
De raadsman van klager heeft teruggave bepleit van de inbeslaggenomen riem met een Hells Angels gesp aan klager. Het argument van het openbaar ministerie dat het beslag is geëindigd door vernietiging en dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard treft geen doel, nu uit de stukken niet is gebleken dat er een machtiging tot vernietiging ex artikel 117 Sv is. Geen enkel strafvorderlijk belang verzet zich verder tegen teruggave van het goed. Het beslag hoeft niet langer voort te duren in het kader van de waarheidsvinding, noch voor verhaal te dienen, nu de onderhavige strafzaak inmiddels onherroepelijk is. Evenmin levert het bezit van voornoemd goed strijd op met het algemeen belang, dan wel de wet (vgl. ECLI:NL:RBNHO:2021:9123). Het goed werd immers binnenshuis bewaard en niet gedragen door klager. Met het bezit werden geen strafbare gedragingen aangemoedigd. Het goed is bovendien van een andere aard dan de patches of colours die het hof verbeurd heeft verklaard. Tot slot is het bezit van het goed geen voortzetting van een verboden organisatie en levert het bezit geen strijd op met de openbare orde in de zin van artikel 140 lid 2 Sr.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het beklag ongegrond moet worden verklaard. De riem kan niet worden teruggegeven, omdat deze is vernietigd. Wanneer dit wel had gekund dan moest de riem worden onttrokken aan het verkeer, nu de Hoge Raad inmiddels onherroepelijk heeft geoordeeld dat de Hells Angels een verboden criminele organisatie is (vgl. ECLI:NL:HR:2022:1114).
Het hof is van oordeel dat klager ontvankelijk is, nu het hof niet heeft kunnen vaststellen dat er een machtiging tot vernietiging ex artikel 117 Sv is.
In de onderhavige strafzaak – die inmiddels onherroepelijk is – is ter terechtzitting in hoger beroep niet beslist op de inbeslaggenomen riem met de Hells Angels gesp, nu deze niet op de beslaglijst stond die door het openbaar ministerie is verstrekt, waarop de goederen stonden waarop moest worden besloten ter terechtzitting. Bij arrest in hoger beroep is besloten diverse andere Hells Angels (kleding)goederen, die wel waren vermeld op genoemde beslaglijst, verbeurd te verklaren.
Het hof is van oordeel dat er geen reden is om aan te nemen dat ter terechtzitting in hoger beroep met betrekking tot de onderhavige riem met de Hells Angels gesp, ware deze ook op de beslaglijst vermeld, anders was besloten dan met betrekking tot de andere verbeurdverklaarde Hells Angels (kleding)goederen. Het beklag is dan ook ongegrond.”
2.2.4
Bij de stukken bevindt zich een afschrift van het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 10 maart 2021 in de strafzaak tegen de klager. Dit arrest houdt onder meer in:
“Beslag
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd op het beslag te beslissen overeenkomstig de beslissing van de rechtbank, met dien verstande dat de ‘colours’ en ‘patches’ worden onttrokken aan het verkeer. De advocaat-generaal heeft daartoe aangevoerd dat de Hells Angels verboden zijn verklaard en dat de ‘colours’ en ‘patches’ onlosmakelijk zijn verbonden met het lidmaatschap van de Hells Angels, zodat dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke het feit is begaan en van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de onder de verdachte inbeslaggenomen goederen aan de verdachte terug te geven.
Beoordeling door het hof
Het hof is van oordeel dat de onder de verdachte in beslaggenomen goederen aan hem toebehoren. Deze goederen hebben bijgedragen aan het (criminele) oogmerk van de organisatie, nu door het dragen van ‘colours’ en ‘patches’ strafbare gedragingen werden aangemoedigd en beloond en hebben bijgedragen aan de gewelddadige en bedreigende reputatie van de criminele organisatie. Aldus betreft het voorwerpen met behulp van welke het feit is begaan, dan wel die tot het begaan van het misdrijf zijn vervaardigd of bestemd. Om die reden zal het hof de onder de verdachte in beslag genomen goederen verbeurd verklaren. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat onttrekking aan het verkeer niet aan de orde is, nu de Hells Angels nog niet onherroepelijk verboden zijn verklaard.
(...)
BESLISSING
Het hof:
(...)
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Patches (kleine) (IBN code JUN076.01.01.003, lx Haarlem en lx Paris)
- Hesjes (IBN code JUN076.03.02.001, blauw Gilet spijkerstof)
- Patches (IBN code JUN076.04.01.001, Rotterdam, MC)
- Patches (IBN code JUN076.04.01.002, 4 grote patches)
- 3x hesjes (IBN code JUN076.05.01.001, 3 oude Hells Angels motorhesjes voorzien van patches, bottom- en toprockers, 1 voorzien van patch Sect'y).”
2.3
Bij de beoordeling van het cassatiemiddel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang.
- Artikel 94 leden 1 en 2 Sv:
“1. Vatbaar voor inbeslagneming zijn alle voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel, als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, aan te tonen.
2. Voorts zijn vatbaar voor inbeslagneming alle voorwerpen welker verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer kan worden bevolen.”
- Artikel 353 leden 1 en 2 Sv:
“1. In het geval van toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, van oplegging van straf of maatregel, van vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging neemt de rechtbank een beslissing over de met toepassing van artikel 94 inbeslaggenomen voorwerpen ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven. Deze beslissing laat ieders rechten ten aanzien van het voorwerp onverlet.
2. De rechtbank gelast, onverminderd artikel 351,
a. de teruggave van het voorwerp aan degene bij wie het in beslag is genomen;
b. de teruggave van het voorwerp aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt; of
c. indien geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt, de bewaring van het voorwerp ten behoeve van de rechthebbende.”
- Artikel 33 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr):
“Verbeurdverklaring kan worden uitgesproken bij veroordeling wegens enig strafbaar feit.”
2.4
De beklagrechter heeft aan de ongegrondverklaring van het klaagschrift ten grondslag gelegd dat er “geen reden is om aan te nemen dat ter terechtzitting in hoger beroep met betrekking tot de onderhavige riem met de Hells Angels gesp, ware deze ook op de beslaglijst vermeld, anders was besloten dan met betrekking tot de andere verbeurdverklaarde Hells Angels (kleding)goederen” die zijn verbeurdverklaard. Hierin ligt besloten dat de beklagrechter heeft geoordeeld dat het beslag op de riem moet worden gehandhaafd met het oog op de verbeurdverklaring van dat voorwerp. Dit oordeel getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. Op grond van artikel 33 lid 1 Sr kan immers de (bijkomende) straf van verbeurdverklaring (als onderdeel van een straftoemetingsbeslissing) uitsluitend worden uitgesproken bij de veroordeling wegens enig strafbaar feit. De in het onder 2.2.4 weergegeven arrest van het hof Amsterdam bij gelegenheid van de veroordeling van de klager uitgesproken verbeurdverklaring strekt zich echter niet uit tot de riem, terwijl dat arrest – met de daarin opgenomen verbeurdverklaring – inmiddels onherroepelijk is geworden.
2.5
Het cassatiemiddel slaagt.
2.6
Naar aanleiding van het gestelde in de conclusie van de advocaat-generaal onder 3.9 tot en met 3.11 en met het oog op de verdere afdoening van de zaak merkt de Hoge Raad het volgende op. Op grond van artikel 552a leden 1 en 3 Sv kan een belanghebbende zich binnen drie maanden nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden schriftelijk beklagen over het verzuim om te beslissen over de met toepassing van artikel 94 Sv inbeslaggenomen voorwerpen ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven. Er bestaat geen grond om de klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beklag omdat hij, als verdachte, bij de behandeling van de strafzaak niet aan de orde heeft gesteld dat een inbeslaggenomen voorwerp niet is vermeld op de lijst als bedoeld in artikel 309 lid 1 Sv of, als het gaat om de behandeling van de strafzaak in hoger beroep, dat de rechter in eerste aanleg heeft verzuimd over een specifiek, op grond van artikel 94 Sv inbeslaggenomen voorwerp een beslissing te nemen als bedoeld in artikel 353 lid 1 Sv. Het is primair de verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie om de rechter in de strafzaak te voorzien van een volledige en correcte lijst als bedoeld in artikel 309 lid 1 Sv, om de rechter daarmee in staat te stellen overeenkomstig artikel 353 lid 1 Sv over alle op grond van artikel 94 Sv inbeslaggenomen voorwerpen een beslissing te nemen. Op die lijst moeten ook voorwerpen worden vermeld waarvan het beslag inmiddels is beëindigd anders dan door teruggave daarvan, omdat de strafrechter ook daarover op grond van artikel 353 Sv nog een beslissing moet geven (vgl. HR 27 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD5210).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 mei 2024.