Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
2 juli 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 25 mei 2023. De verdachte, geboren in 1994, was betrokken bij een fatale schietpartij in het centrum van Haarlem tijdens een drugshandel. De kern van de zaak betreft de vraag of de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer, die hij van dichtbij in de buik schoot. Daarnaast werden er vragen gesteld over de proportionaliteit van noodweer, de mogelijkheid van noodweerexces, en de toepassing van putatief noodweer. Ook werd de redelijke termijn in hoger beroep ter discussie gesteld, waarbij de Hoge Raad zich afvroeg of het hof had kunnen volstaan met een vermindering van de gevangenisstraf van 8 jaren naar 7 jaren en 11 maanden.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering hoeven geven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand bleef.