ECLI:NL:HR:2025:1020
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep van [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën inzake navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting
In deze zaak heeft [X] B.V. (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 juni 2023. De zaak betreft navorderingsaanslagen in de vennootschapsbelasting voor de jaren 2009 tot en met 2011, die aan belanghebbende zijn opgelegd, evenals de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente. De belanghebbende is vertegenwoordigd door M. Muller, terwijl de Staatssecretaris van Financiën, die als verweerder optreedt, is vertegenwoordigd door [P].
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. Het is niet nodig om de redenen voor dit oordeel te motiveren, aangezien de klachten niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2025 door de vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.F. Faase en F.G.F. Peters, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.