ECLI:NL:HR:2025:1049

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
23/03578
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over asbestverwijdering door niet-gecertificeerde onderaannemers en de zorgplicht van rechtspersonen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 30 augustus 2023 was gewezen. De zaak betreft een economische strafzaak waarin de verdachte, een rechtspersoon, werd verweten onvoldoende maatregelen te hebben genomen om te voorkomen dat asbest door niet-gecertificeerde onderaannemers werd verwijderd. De verdachte stelde dat de maatregelplicht uit artikel 9.2.1.2 van de Wet milieubeheer niet was overtreden en dat het hof een te strenge invulling had gegeven aan het begrip algemene zorgplicht. Daarnaast werd betwist dat de verdachte zich had vergewist van de kennis van de onderaannemers over de aanwezigheid van asbest. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Het beroep is derhalve verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/03578 E
Datum8 juli 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, economische kamer, van 30 augustus 2023, nummer 22-002993-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat G.R.A.G. Goorts bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren F. Posthumus en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker , en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 juli 2025.