Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
8 juli 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 30 augustus 2023 was gewezen. De zaak betreft een economische strafzaak waarin de verdachte, een rechtspersoon, werd verweten onvoldoende maatregelen te hebben genomen om te voorkomen dat asbest door niet-gecertificeerde onderaannemers werd verwijderd. De verdachte stelde dat de maatregelplicht uit artikel 9.2.1.2 van de Wet milieubeheer niet was overtreden en dat het hof een te strenge invulling had gegeven aan het begrip algemene zorgplicht. Daarnaast werd betwist dat de verdachte zich had vergewist van de kennis van de onderaannemers over de aanwezigheid van asbest. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Het beroep is derhalve verworpen.