ECLI:NL:HR:2025:1050

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
23/02822
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over het opslaan en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk in strijd met de Wet milieubeheer en het Vuurwerkbesluit

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, economische kamer, van 11 juli 2023. De verdachte, geboren in 1985, was aangeklaagd voor het opzettelijk opslaan en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk in grote hoeveelheden, in strijd met artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikel 1.2.4.1 van het Vuurwerkbesluit (oud). De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, dan wel dat bewijsuitsluiting moest plaatsvinden wegens schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde. Dit was gebaseerd op het feit dat er geen tegenonderzoek mogelijk was naar de vraag of er sprake was van professioneel vuurwerk, aangezien het vuurwerk inmiddels was vernietigd. Daarnaast werden er bewijsklachten ingediend met betrekking tot het voorhanden hebben van vuurwerk buiten de inrichting en de opzet om vuurwerk zonder vergunning voorhanden te hebben.

De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel was gekomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk werd het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/02822 E
Datum8 juli 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, economische kamer, van 11 juli 2023, nummer 23-001264-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben de advocaten R.J. Baumgardt en S. Arts bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Namens de verdachte hebben de advocaten R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren C.N. Dalebout en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 juli 2025.